Hoewel de klachten herkenbaar zijn, is het behandelperspectief gelukkig sterk verbeterd.

Knobbels? Dan weet je hoe laat het is

Bij ongeveer 12% van de Dupuytren-patiënten spelen erfelijke factoren een rol. De familie Van der Veen kan er over meepraten. Vader Lukas (79), zoon Nico (50) en dochter Petra (47) vertellen erover. Een ding is zeker: hoewel de klachten herkenbaar zijn, is het behandelperspectief gelukkig sterk verbeterd.

Je went eraan

Toen Lukas van der Veen een jaar of veertig was, kreeg hij last van bobbels in zijn hand en een trekkende linkerpink. “Hoewel in mijn familie Dupuytren al wel voorkwam, had ik nog niet dat besef. Dat kwam pas na bezoek aan de dokter. Ik weet nog dat ik een jaar later, na mijn eerste operatieve behandeling, gewoon weer naar huis fietste, met een lapje over mijn hand. Zo ging dat toen nog.” Op soms een verkrampt gevoel in zijn handen en vingers na – heeft senior Van der Veen eigenlijk nooit hinder ondervonden bij zijn werk of alledaagse activiteiten. En dat is best bijzonder als je zijn handen goed bekijkt. Want je ziet de ziekte en de gevolgen van de operatieve behandelingen in bijna alle vingers terug. Als ik doorvraag, moet Lukas wel zeggen: “Ja, iets uit je broekzak pakken of handschoenen aantrekken is lastig, maar erg heb ik het nooit gevonden; je went eraan.”

Dan weet je hoe laat het is

Net zo nuchter als zijn vader blikt Nico terug op die eerste kennismaking met Dupuytren: “Ik vond het wel indrukwekkend om die handen van mijn vader zo te zien.” Nico was 37 toen hij zelf de eerste symptomen kreeg. “Toen wist ik eigenlijk direct al wel hoe laat het was”, vertelt hij gelaten. “Je hebt er maar mee te dealen. In de eerste jaren had ik er weinig hinder van.”  Na de eerste operatie aan zijn linkerhand, via selectieve fasciëctomie, kon hij vrij snel eigenlijk alles al wel weer. “Een schroevendraaier hanteren of het autostuur lang vasthouden, dan voelde ik de knobbels in mijn handen nog wel eens een beetje.”

Ruim een jaar geleden ging Nico op voor zijn tweede operatie, dit keer aan de rechterhand. Dat zou opnieuw selectieve fasciëctomie zijn, maar tijdens de operatie bleek dat ook de huid moest worden vervangen, dermatofasciëctomie dus. Nico vergelijkt beide types operatie: “De hersteltijd na de operatie als je huid vervangen moet worden, is vele malen groter. Het herstel duurt langer en zelfs nu, een jaar later, kan ik mijn vingers aan de rechterhand niet zo goed buigen en strekken.”

Littekenweefsel liever voorkomen

Ook Petra ontkwam rond haar 35e niet aan een operatie aan haar pink. “Inmiddels ben ik drie keer onder het mes geweest: twee keer voor mijn pink aan de rechterhand en één keer voor mijn pink van de linkerhand.” Aan beide handen is dermatofasciëctomie toegepast, waarbij dus ook een deel van het huidweefsel verwijderd wordt.

“Het vervangen van de huid is echt nodig in mijn geval. Na de eerste selectieve fasciëctomie was de ziekte binnen een jaar alweer terug en stond mijn pink net zo krom. Na dermatofasciëctomie komt de ziekte veel trager weer terug.” Petra ervaart hetzelfde nadeel als haar broer; het lukt ook haar niet goed om de geopereerde vingers goed te kunnen buigen en strekken. “En dan merk je opeens dat je dingen minder goed vast kunt pakken. Ik laat best vaak iets uit mijn handen vallen.”

Laat je handen eens zien

Pijn eraan heeft Petra nooit zo ervaren: “Het is vooral onhandig. En het is het vervelend dat je na een operatie een tijdje niet kunt werken. Dan vragen anderen zich af wat je hebt, omdat het amper zichtbaar is, als je het niet weet.” Naar buiten toe komt de kwaal dus amper ter sprake, maar onderling houdt de familie Van der Veen elkaar toch op de hoogte van het wel en wee. “Als we elkaar eens treffen, roepen we wel eens ludiek: ‘laat je handen eens zien’’, aldus Petra. Moeder en echtgenoot Corry ziet het als relatieve buitenstaander aan: “Zelf heb ik geen Dupuytren, maar toch doet het mij wel pijn dat onze kinderen hier erfelijk mee belast zijn. Onze jongste dochter van 44 jaar heeft nog geen symptomen, maar dat zegt nog niks. Ik hoop dat ze ervan verschoond blijft.”

Nazorg staat steeds meer voorop

Inmiddels is vader Lukas zo ver dat hij na drie operaties links en vier aan zijn rechterhand geen operaties meer wil. Zijn voornaamste zorg is dat zijn pink af en toe wat gevoelloos is. Ook Petra kiest daarvoor. Zij legt de vinger figuurlijk op de zere plek: “Operaties leidden nog vaak tot extra nevenschade aan de hand. Gelukkig is er al veel verbeterd. Tegenwoordig zijn niet alleen de kennis en behandelmethoden beter ontwikkeld, ook het belang van nazorg staat steeds meer voorop. Met handfysiotherapie bereik je zoveel beter resultaat. En zelf oefenen is natuurlijk cruciaal: in de maanden na een operatie doe ik tijdens vergaderingen de handtherapie-oefeningetjes onder tafel. Je moet ze namelijk heel vaak doen op een dag. Dat werkt prima.”

Ik doe het voor mijn zoontje

Nico is het daar helemaal mee eens: “Idealiter zou je helemaal geen operaties meer willen, maar liever behandelen met bijvoorbeeld injecties. Gelukkig wordt er onderzoek gedaan naar andere mogelijkheden.” Zowel hij als zijn zus hebben zich aangemeld als proefpersoon binnen het Universitair Medisch Centrum Groningen, waar onderzoek wordt gedaan naar Dupuytren. “Misschien ben ik wel extra betrokken, omdat mijn vader en zus het ook hebben; dat zou kunnen. Vooral doe ik het ook voor mijn zoontje; ik hoop dat hij het niet krijgt, maar als het wel zo is, dat hij er goed voor kan worden behandeld.” Moeder en oma Corry sluit zich bij die hoop aan, maar doet nog een oproep: “Ik let veel op de handen van anderen, omdat Dupuytren statistisch gezien best veel voorkomt. Stel dat je symptomen krijgt, wacht niet te lang, maar ga naar de huisarts en laat je doorverwijzen. Hoe sneller je erbij bent, hoe sneller ingegrepen kan worden.”